Home Contact
webdesign: djRrrong for undone productions
De geordende chaos
Een geschiedenis van de uitvoeringsorganisatie sociale zekerheid in wording

In mijn onderzoek naar de geschiedenis van het stelsel van sociale zekerheid, zoals dat in Nederland vanaf het begin van de twintigste eeuw totstand is gekomen, staat de vraag naar de oorsprong en het functioneren van de uitvoeringsorganisatie centraal. Die uitvoering moet enerzijds praktisch zijn, samenhang vertonen en aan technisch-administratieve eisen voldoen. Anderzijds moet zij een weerspiegeling zijn van de maatschappij-inzichten van de bij de uitvoering betrokken bewindslieden die zich daarbij rekenschap moesten geven van de politieke en maatschappelijke realiteit. Vanaf 1930 kon een Nederlands staatsburger, mits hij in loondienst was en met zijn salaris niet boven een loongrens uitkwam, na een ongeval dat verband hield met zijn werk, terecht bij de Rijksverzekeringsbank of bij een door zijn werkgever aangezochte risico-maatschappij, voor ziekengeld bij een bedrijfsvereniging (waarvan er drie verschillende types bestonden) of een Raad van Arbeid, voor ziektekosten bij een ziekenfonds of bij een RvA (vanwege de artikelen 99 en 100 van de Invaliditeitswet), bij invaliditeit bij een RvA of een bedrijfsvereniging (bij de laatste alleen in het geval dat hij land- of tuinbouwer in loondienst was) en voor een uitkering in geval van ouderdom bij een RvA (vanwege de Invaliditeitswet of de Vrijwillige Ouderdomsvoorziening), bij een bedrijfspensioenfonds of een individuele verzekeraar. Bij deze (onvolledige) opsomming laat ik de situatie van werkloosheid en armoede nog buiten beschouwing.

Vriend en vijand waren het er over eens dat de uitvoering van de sociale zekerheid in Nederland chaotisch was. De wetgever zat gevangen tussen enerzijds de wens de omstandigheden van arbeiders te verbeteren en anderzijds de traditioneel in de Nederlandse samenleving aanwezige huiver voor een al te grote verantwoordelijkheid voor de rijksoverheid. Met de invoering van de Bijstandswet in 1965 was er voor het eerst sprake van een ondubbelzinnige rol voor de (lokale) overheid bij de uitvoering van een sociale wet. Dit is de enige wet die volledig gefinancierd werd uit de algemene middelen en die werd uitgevoerd door de gemeenten. Het toezicht werd uitgevoerd door het ministerie van Binnenlandse Zaken. Alleen via de gemeente- en parlementsverkiezingen en via de beroepsprocedure hadden burgers invloed op de uitvoering van deze wet.

In mijn proefschrift zet ik de Raden van Arbeid in de schijnwerpers. In 1919 riep de katholieke minister van Arbeid, Aalberse, 39 Raden van Arbeid in het leven. In deze Raden zaten vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers die onder leiding stonden van een door de kroon benoemd onafhankelijk voorzitter. Waarom zijn de Raden van Arbeid ondanks alle scepsis over deze door Talma in 1913 bedachte vorm van uitvoering in 1919 toch opgericht en welke ontwikkelingen uit de eerste jaren van hun bestaan hebben ertoe bijgedragen dat ze tot 1988 hebben gefunctioneerd? Aan de hand van deze geschiedenis wordt duidelijk welke ruimte de verantwoordelijke minister bij het totstandbrengen en beheersen van de uitvoering had en hoe de uitvoeringsorganisatie zelf belanghebbende werd en een rol speelde in vormgeving van het sociale zekerheidsstelsel. Aan de hand van mijn onderzoek wordt tevens duidelijk in welke mate de uitvoering aansloot bij de maatschappelijke realiteit en in hoeverre de uitvoeringsorganen invloed hadden op de maatschappelijke ontwikkelingen.

november 2005, gewijzigd november 2006 Danièle Rigter

Zie ook Hoe functioneert het poldermodel

Deze pagina is een initiatief van historisch onderzoeksbureau Ecade.